Zak en as
Ik loop in de kringloopwinkel. Ik houd ervan met regelmaat na mijn werk even te snuffelen door al die spullen. Mijn werk is gevestigd op de grens van een universiteitsterrein en een woonwijk, de kringloop ligt ernaast. Als ik de trap oploop naar boven waar de dameskleding zich bevindt, valt mijn oog onmiddellijk op een knalpaars jasje. Het heeft stijl en klasse, is van zijde en zit me als gegoten! Ik weet meteen: Dit jasje hangt hier gewoon voor mij! Bingo!
Blij en opgewonden fiets ik naar huis. Komende zaterdag hebben we een groot feest. Died en ik hebben al zolang nauwelijks lol gehad met elkaar…Het wordt tijd dat ik weer eens flitsend voor de dag kom, naast hem! Ik had zo gehoopt dat wij, nu ook hij op de campus werkt, vaker konden lunchen, even samen neuzelen en dan weer aan de bak. Maar vergaderingen en afspraken lijken dat steeds onmogelijk te maken. En trouwens, een prater is hij hoe dan ook niet, eerder lijkt hij stoïcijns. Maar ik weet beter: hij heeft zo zijn eigen maniertjes om zich te duiden: een kneepje, een briefje , een Bloemetje, een kleine aanraking. Maar dat stille watertje van me moet hoognodig weer eens doorgrond worden! Ik glimlach en thuisgekomen gooi ik mijn buit op tafel en schenk een glas wijn in.
Ik onderzoek het jasje, ruik eraan, bevoel de stof, zoek naar vlekken. Wie doet zoiets moois weg? Een studente misschien die een kilo of wat is aangekomen? Ik bewonder de ritssluitingen die verzonken zijn in de fel paarse stof, nauwelijks te zien. Aan de binnenkant een zakje voor een gsm, aan de buitenkant twee nepritsjes en… och nee,ook hier nog een klein zakje ,wellicht voor een of twee munten. Ik bevoel het om eventuele gaatjes op te sporen maar merk dat mijn vingers stuiten op een klein papiertje. Nieuwsgierig peuter ik het vodje eruit; een velletje van een memoblok. Hé die is van de economische faculteit herken ik, en dan, mijn wenkbrauwen schieten omhoog, een tekst in een overbekend handschrift :
Wat zie je er fantastisch uit! Ik kan niet wachten… In vuur en vlam! Je Diederick.
Ik plof op de stoel. Ik zie hoe mijn knokkels witter dan wit worden tegen de felle paarse kleur van het jasje. Ik adem in korte stootjes. Wat een drieletter! Wat een lamstraal! Ik sta op, stampvoet, ga zitten, puf , schreeuw, slik, ga weer staan. Dan hoor ik een stem vanbinnen: kalmeer…,denk na, kalmeer ,denk na,kalmeer…
Ik en kijk de kamer rond: het stilleven van ons samenzijn. De vaas van Hans en Ellen staat al vijf jaar op dezelfde plek; de vensterbank eromheen heeft al een andere kleur aangenomen. De foto’s van oma en tante Dot staan onder het stof naast de foto van Diederick zelf, genomen op een dispuutweekend op Vlieland. Dat is zeven jaar geleden . De kamer is strak en grijs, wat aanvankelijk mooi was en stijlvol. Nu is het doods, leeg en nietszeggend. Een bedrijfspand, een vergaderruimte… Oh,wat een hufter! Denk na, Karin,kalmeer …, denk na!
——————————————–
Ik danste! Ik straalde! Peter vroeg me voor de vijfde keer, Tom vroeg of ik een balboekje had, Michiel spoorde de band aan nog meer zestig jaren muziek te spelen. Ik voelde me top! Mijn paarse jasje sloot zich perfect om mijn vormen…Died hield me in de gaten. Ik zag hoe hij over zijn glas steeds even langs zijn gesprekspartner keek om naar mij te zien. Af en toe stopte ik en wurmde ik me naast hem om kort deel te nemen aan het gesprek.
“Wat doe jij tegenwoordig, Karin, vroeg Michiel”
“Oh, ik werk op de GGD van de campus, afdeling soa,zei ik lachend…Interessant hoor!”
“ Soa….soa? “
“Ja,seksueel overdraagbare aandoeningen…Ik zit bij de hiv-positivo’s… Vang de nieuwe gevallen op”
“Goh”, hij keek verbaasd, “komen die er dan nog steeds bij ?”
“Je wilt het niet weten, joh…Vorige week waren er weer vier van de zes raak! Allemaal meiden! Bloed kruipt waar het niet gaan kan” riep ik lachend en toen…”Kom op we gaan weer dansen!” En daar ging ik weer!
—————————
Nu zitten we in de auto. Died is stil, en tuurt naar de weg. “Hoe…,”begint hij, “uh… hoe kom je aan dat jasje?”
Ik laat even een stilte vallen en zeg dan zo schalks mogelijk: “Oh…,da’s eigenlijk een geheimpje…“
“Nou, vertel het mij nou maar.”Hij zegt het dwingend, kan luchtigheid niet langer opbrengen.
“Oké , maar niet doorvertellen hè…?
Dit jasje, my dear, is vorige week blijven hangen in mijn wachtkamer…En niemand kwam het ophalen. Gaaf toch?!”
Ik kijk door mijn wimpers en zie dat Dieds ademhaling stokt en zijn knokkels wit worden om het stuur. Zweetpareltjes verschijnen op zijn voorhoofd! Bingo! denk ik voor de tweede keer deze week, maar ik zeg zo cool mogelijk:
“Hey…wat is er met je? Een jasje is niet besmettelijk hoor…”
Nu vlij ik me tegen hem aan: “En… schatje, Ik vond net in mijn zakje zo’n lief briefje van je… Dat gaan we ouderwets vieren…Ik kan ook niet wachten!”